Geen categorie

Büch en geen einde

Door Guus Bauer, geplaatst op 27 november 2016

boudewijn buch
Vooropgesteld: Boud, het verzameld leven van Boudewijn Büch door Eva Rovers is een geslaagde publieksbiografie, mede omdat de grote lijn is vastgehouden. Het is ook ondoenlijk om bij een caleidoscopisch figuur als Büch op het detail te focussen, dat zou op z’n minst een meerdelig naslagwerk opleveren, met een hoop lemma’s en vooral dilemma’s.

In het hoofdstuk De büchiaanse komedie, komt uw grappenmaker ook voor.

‘Zo kwam in 1982 Een kleine blonde dood uit [ … ] Hij was benaderd door de drieëntwintigjarige uitgever Guus Bauer, die op zoek was naar schrijvers om zijn kersverse uitgeverij een opkontje te geven. Boudewijn had een zwak voor kleine uitgeverijtjes, zeker wanneer ze gerund werden door types die net als hij op het gestoorde af bezeten waren van muziek en boeken, dus hij ging vrijwel direct akkoord met Bauers verzoek. [ … ] Een jaar later verscheen ook bij Guus Bauer Literair omreizen …’

En dan iets over de inhoud van dat idioticon. ‘Kleine uitgeverijtjes’, lijkt me een dubbele nelson. Ik voel me geenszins tekort gedaan of zo, maar wil toch even iets meer verduidelijken, aangezien deze tekst wordt opgevoerd als zijnde afkomstig uit een interview met mij op 5 juli 2011. Nimmer, zelfs niet in de nabijheid van Gerbrand Bakker, heb ik het over een ‘opkontje’ gehad. Er zijn nooit opportunistische, uitsluitend tekstuele beweegredenen geweest om een titel van wie dan ook te publiceren. Met een duidelijk vooropgezet idee. Nooit aankloppen met ‘ik wil iets van u uitgeven’, maar in het geval van Büch aanknopend aan een eigen ‘doodsonderzoek’, veroorzaakt door de vele confrontaties die je als nakomertje al van jongs af aan ervaart. Ik heb zelden iets verdiend aan de uitgaves. (Daar zorgden de niet-terugvorderbare voorschotten wel voor.) Büch was in die tijd nog helemaal niet zo bekend. Zijn tv-werk moest toen nog op gang komen.

De opdracht in mijn exemplaar van Een kleine blonde dood:
Samen blauw
Komrij, Moonen
Praagse schonen.
Maria, Goethe & gestichten
Vader, kind in doodsgedichten

Büch ging met mij in zee, zo verklaarde hij nader, vanwege mijn blauwe ogen, jaloersmakend parelgebit, lippen die ietwat op die van Mick Jagger leken en mijn strakke jeans, cowboylaarzen en enkellange motorjas oude stijl. (Twintig bij de eerste ontmoeting in 1979.)

Vanwege de meisjesnaam van mijn moeder, Van Goethem, daardoor was ik ook een beetje ‘van Goethe’, onze gemeenschappelijke derde naam Maria en vanwege de degelpers in de (vakbladen)uitgeverij waar ik werkte.

Zijdelings ook vanwege het gemis van mijn vader, de wiegendood van de door mij geëchte peuter en de doodsgedichten en het verhaal over mijn internaattijd. [Beiden verschenen bij uitgeverij Hagelwit van Sjaak Asselman, illuster boekverkoper bij Athenaeum.] Ook speelde mee dat ik contracten had gemaakt met Gerrit Komrij, Hugo Claus, A punt Moonen, René Stoute, Simon Vinkenoog en nog zo wat, alsook dat ik bij een nieuw muziektijdschrift werkte, in verschillende bandjes speelde en in verband met de liefde meermaals in Praag was geweest. Daardoor kende ik ook de grafiek van Vladimir Suchánek, de indirecte naamgever van De blauwe salon.

Hij liet die dag zelfs doorschemeren iets van zichzelf te herkennen. Het aangeboren enthousiasme, de oprechte belangstelling in de schone kunsten. Ja, op het ziekelijke af. Maar voor ik kon reageren op de hint van zielsverwantschap werkte hij me, met een doorzichtige smoes zijn huis uit, alwaar ik op zijn typmachine een soort roofdrukje had getikt. ‘Ga, en vermenigvuldig.’

In de biografie had ik meer willen lezen over de achtergronden van het ontstaan van sommige titels, behalve dat Büch te ongeduldig was en veel overliet aan redacteuren. De marathon wordt niet alleen bij de finish beslist, het hele parcours dient gelopen te worden. Ter illustratie van een deel van het parcours, een brieffragment uit 1983.

Waarde Boudewijn,
Weet je zeker dat in ons literaire reisgidsje de bijdrage wilt opnemen over Gerard Reve? Ik kan me alle ophef nog levendig voor de geest halen, na het interview in Het Parool van afgelopen januari. Ik meen me toch te herinneren dat je het ook al die stampij niet waard vond. Het lijkt me dus wel zinnig om een korte verklarende tekst toe te voegen. Ik heb nu definitief begrepen dat het boek Affaire Reve noch bij mij, noch bij de Arbeiderspers zal worden uitgegeven, omdat je de zaak erg moe bent. Ik was wel erg geschrokken van de uitspraak van Theo Sontrop in Jan Lenferinks programma RUR, waarbij hij de uitgave aankondigde, die wij reeds schriftelijk hadden afgesproken. In paniek heb ik toen Gerrit Komrij gebeld, die jou weer heeft benaderd. In ieder geval komt er op jouw uitdrukkelijke verzoek dus geen sterk uitgebreide herdruk van Een kleine blonde dood. Je wilt het nog verder bewerken en uitgeven bij de Arbeiderspers. Je weet het heeft erg goed verkocht; alleen de bibliotheken namen er al 450 af. Ik denk dat het wel eens een grote klapper zou kunnen worden. Ter compensatie ben ik, onder protest, akkoord gegaan met twee andere uitgaves. Nu er een definitief niet doorgaat, zouden we om te beginnen kunnen denken aan een bundeling van de stukken over Goethe in Leiden, die je Werther in Leiden wilde gaan noemen. Ik heb begrepen dat je dienaangaande nog flink veel ongepubliceerd werk hebt.
Dag, Guus

Er kwam echter niets meer. Uiteindelijk verscheen er onder die titel alleen een voorjaargeschenkje. Om voor mij onverklaarbare redenen werd ik daarna totaal genegeerd, kreeg geen reactie op brieven die ik in de bus deed, en er werd ook niet meer opengedaan. Later hoorde ik van een der verkopers bij Athenaeum dat Boudewijn had gezegd dat ik ‘behoorlijk in de war was’. Zo rond 2000 zag ik hem nog eenmaal op straat lopen. Mijn ‘alles goed?’ was op dat moment een niet zo handige openingszin. De donderwolk boven zijn hoofd was bijna tastbaar.

Bekentenis: het verhaal Consumptiebonnen in de verhalenbundel Ode aan de OBA, ter gelegenheid van de opening van de nieuwe hoofdvestiging op 7 juli 2007 van de Openbare Bibliotheek Amsterdam, is niet door Boudewijn geschreven, maar door … jawel. (Overigens keurig toestemming gevraagd aan beide Büch-kampen.) Een lichte grijns toentertijd nadat in een recensie had gestaan dat het een typisch Büch-verhaal was. Nu een nostalgisch lachje wanneer ik denk aan signeermiddagen, causerieën, drankjes samen met een uiterst charmante ellendeling.