Na het eerder bij de Statenhofpers verschenen deel van Van Oudshoorns dagboeken over de jaren 1943 – 1947, dat Arjan Peters vier sterren gaf in de Volkskrant, verschijnt nu deel 2 dat de jaren 1934 – 1943 bestrijkt.
Anders dan deel 1 is dit deel geen integrale weergave van de dagboeken maar een selectie uit de aantekeningen die Van Oudshoorn in vier registercahiers bijhield. Vele thema’s die Van Oudshoorns werk kenmerken komen op vaak aangrijpende wijze aan de orde. Aan de hand van gelukkige jeugdherinneringen aan vakanties in Leiden en Oegstgeest beschrijft Van Oudshoorn hoe heden en verleden in elkaar schuiven. Daarnaast zijn er passages over vervreemding en zelfmoord maar ook opvallend tedere notities vol mededogen over dieren. Ook dit deel bevat weer enkele interessante bijlagen en werd op gelijke wijze vormgegeven als deel 1 zij het met een andere kleurstelling van de band. En ook dit deel werd weer ingeleid en geannoteerd door Jan Paul Hinrichs. Al met al vormen deze dagboeken een waardig monument voor een van de grootste schrijvers uit de Nederlandse literatuur.